HOEVE LIBEEK

Het huis Liebeek ligt in het gelijknamig gehucht bij de Belgische grens. Vlak er langs liep een historische weg, door Hardenberg in "Limburgs Verleden" reeds als Romeins beschreven. Later werd hij wel Hertogenweg genoemd. Het was toen de verbindingsweg tussen Dalhem en Valkenburg.  Bij Liebeek is deze weg voor een gedeelte in verval.

Het huis Liebeek, thans bekend als hoeve Liebeek, heeft een zeer oud verleden.

Het eerste gedeelte van dit verleden eindigt kort voor 1288. Toen toog de Hertog van Brabant in het land van Overmaas en verstoorde vele "Werhuse".

Jan van Heelu zegt in zijn rijmkroniek:

"Die hertoge storen altemale

"Te Sineke en te Reimersdale

"Ten Wouden en ten Wilgenru

"Ende andere vele, die ick nu

"Alle genoemen niet en can".

Een der vele was het huis Liebeek bij Sint Geertruid. Wanneer de geschiedenis van Liebeek begint is niet bekend, wel weten we dat het oudste gedeelte van de grote kelder van het woonhuis gebouwd werd tussen 1200 en 1300.

Zodoende is het niet duidelijk of de Brabantse troepen het huidige gebouw vernield hebben, waarbij de kelder overbleef, of dat een ander bouwwerk vernietigd werd.

Tussen + 1300 en 1500 kwam er aan de zuidzijde een nieuwe kelder bij en werden de andere verdiepingen opgetrokken.

Dit gebeurde door de adellijke familie van Liebeek. Uit deze periode weten we, dat het een vrij aanzienlijk goed was en van niemand afhankelijk, want het kwam niet voor in leenregisters. In het archief van het Kapittel van Sint Maarten te Luik komt de Franse benaming voor op 14 januari 1325, toen Renars van Arenteel (Argentean) en Reniers van Visé in pacht kregen "Les terres de Libay" (de gronden van Liebeek) .

Nederlandse benamingen zijn: Leybec, Lebeke, Libeck, Leibick, Lilbeek, Leylbeck, Leybeck, Liebeck en Liebeek. De eerste vermelding als kasteel komt voor in het archief van Eijsden vóór Sint Alexisdag 1477 (feest 17 juli). De borch zou toen met grachten omringd zijn geweest, Vermoedelijke resten, waren tot voor kort nog aanwezig. Thans zijn deze alle gedempt.

De hof Liebeek wordt voor het eerst genoemd op Sint Laurentiusdag 1484 (10 augustus).

Rond 1500 begint het derde gedeelte van de geschiedenis. Dan gaat Liebeek in andere handen over. De Heren van Holsit worden eigenaar. Deze hebben de noordvleugel van het woongedeelte bijgebouwd.

In de mergelstenen wanden van de zolder ziet men de meestertekens van leidekker Jan Brant, die hij daar in respectievelijk 1606 en 1610 heeft ingegrift.

Daarbij staat tevens de volgende tekst:

"Jan Brant dat edel blot

"Dat weinich heet ende vel verdot

"Anno 1610 den 29 Julet".

In 1627 overleed de laatste Holsit van Liebeek. Deze was tevens de laatste adellijke bewoner.

Maar in 1779 schreef een historicus: "Op Eisdensche bodem ligt Libeek, een riddermatig Huis, dat thans niet veel meer lijkt dan een pachthof, behoorende aan de Grave van Neufchateau".

Uit deze tijd dateert het nu nog bestaande verblijf voor duiven met hardstenen vioer op de zolder. Hier moesten luidens pachtcontract tweehonderd duiven worden gehouden, weike duiven dienden tot jachtbuit van de verpachter; een overblijfsel van het ius columbarii of het recht van duivenslag.

Hieruit moeten wij concluderen, dat de toestand op Liebeek grondig veranderd was. De borch, sedert 1627 niet meer door adellijke heren bewoond, is woonhuis geworden van de pachter,vroeger halfwin geheten.

De grachten zijn grotendeels opgevuld en aan de westzijde werden boerderijgebouwen opgetrokken.

Lees meer >>